De Warande

 

Locatie Kortrijk, België

Type Publieke Opdracht

Opdrachtgever: De stad Kortrijk

Architectuur Dhooge & Meganck Architectuur

Landschap Fris in het landschap

Stabiliteit Util Structural Engineering

Technieken Boydens Engineering

Oppervlakte < 1.000 m²

Datum 2016

Status Wedstrijd

ENERGIENEUTRAAL POLYVALENT GEBOUW VOOR DE JEUGD OP HET SPEELDOMEIN DE WARANDE

LANDSCHAP ALS INTUÏTIEVE LEIDRAAD

Als we denken aan de Warande, dan denken we in de eerste plaats aan landschap, natuur, spelen, ontdekken, kortom buitenactiviteiten. Het landschap neemt daarom de belangrijkste plaats in. Voor ons is het geen achteraflandschap, dat traditioneel op het einde van het ontwerp nog een bescheiden plaats krijgt toebedeeld, wel integendeel. Het aanwezige en toekomstige landschap stuurt ons denken tot een concept voor een gebouw dat uiteindelijk één wordt met het landschap en de natuur.

SPECIFIEKE GEBOUWENTITEITEN: DE VLINDER EN DE RUPS

DAK VERFIJNEN NAAR HET LANDSCHAP

In een groenlandschap is de articulatie van het dak en de dakrand extra belangrijk. Zeker bij gebouwen van een relatief grote schaal moet hier veel aandacht aan gegeven worden. Een gebouw mag ‹aanwezig› zijn, maar mag niet als een blok wegen op het landschap en zo het geheel teniet doen. De kroonlijsthoogte moet in evenwicht zijn tot het draagvlak van het maaiveld rondom het gebouw. We plooien het dak dan ook lager aan de zuidzijde om daar zo rustig en zo laag mogelijk aan te sluiten bij de open groenzone met solitaire bomen. Ook naar het Kamerplein toe brengen we de kroonlijsthoogte naar beneden zodat je het plein ervaart als omarmd, maar niet ommuurd. Zo bekomen we een geplooid daklandschap in het bestaande groene landschap van de Warande.

conceptschets David Dhooge

Op een dag had de olifant genoeg van het bos. Altijd maar lopen, staan en weer lopen, dacht hij, nee, dat is eigenlijk
niets voor mij. Ik ga vliegen. Hij liep nog eenmaal door het hoge gras bij de rozenstruik, botste nog één keer tegen de beuk en riep
toen, zwaaiend met zijn slurf: ‘Tot ziens. Maar ik weet niet waar!’ De eekhoorn en de mier liepen op hem af. ‘Waar ga je heen?’
vroegen zij. ‘Zien jullie die wolk?’ vroeg de olifant en wees naar een klein wit wolkje. ‘Daarachter ga ik verdwijnen. En dan zie ik wel
verder.’
Hierop vragen de eekhoorn en mier naar zijn vleugels. Maar de olifant antwoordt: ’Vleugels? Denk je dat ík vleugels nodig
heb? Heb je wel eens een stofj e gezien, of een berkenblad? Hebben die soms vleugels?’ De mier en de eekhoorn zwegen. ‘Nou dan’,
zei de olifant.
Er waren langzamerhand veel dieren samengestroomd op de open plek in het bos. Zij keken allemaal even ongelovig. De
olifant wierp zijn slurf omhoog, nam een aanloop en vloog de lucht in, tot boven de bomen. Het was een schitterend gezicht, een
grijze wolk met een slurf, die zich boven het bos verhief. ‘Zien jullie wel?’ … De dieren die hun hoofd konden schudden schudden
hun hoofd. En de anderen mompelden: ‘Niet te geloven.’
Dan horen zij plotseling een reusachtige klap en treff en achter de bomen, in een grote stofwolk (op de bodem van een gat
in de grond) de olifant aan: … Hij zag er grauw en rimpelig uit, en zijn slurf was gebroken. ‘Ach olifant…’ zei de eekhoorn zacht.
‘Daar achter die wolk,’ kreunde de olifant, ‘daar kon je niet verder. Maar dat wist ík toch niet?!’
‘Nee,’ zei de eekhoorn en klopte hem voorzichtig op een schouder. ‘Dat kon jij niet weten.’ De olifant knikte en zuchtte toen zo diep
dat alle bladeren in zijn buurt aan hun boom begonnen te ritselen.
— Toon Tellegen ´Misschien wisten zij alles´
 
Vorige
Vorige

Cohousing Kampenhout

Volgende
Volgende

Fantoom