‘Leven en Dood in den Ast’

 

Locatie Oostrozebeke, België

Type

Opdrachtgever Privaat

Datum 2017-

Status Ontwerp

bestaande toestand

HERBESTEMMING VAN EEN HISTORISCHE CICHOREI DROOGOVEN TOT COLLECTIEF WOONPROJECT

‘Leven en Dood in den Ast’ is een verwijzing naar het gelijknamige boek van Stijn Streuvels uit 1926.

De ast uit 1923 wordt tevens "Vanackers ast" genoemd naar de toenmalige eigenaar en latere burgemeester van Oostrozebeke, Remi Vanacker, die de ast in 1933 kocht en uitbaatte.

Dit industriële erfgoed is nog steeds in handen van de familie Vanacker. Jaar na jaar neemt het verval echter toe. Deze ast is bijna als een familie-erfstuk doorgegeven doorheen de generaties.

Het zoeken naar een nieuwe invulling moet dus gebeuren met voldoende omzichtigheid én visie.

Een chicorei-ast is een gebouw waarin aangestookte warmte omhoog gaat via verschillende geperforeerde plaatvloeren om zo op hoge temperatuur chicorei te drogen.

In de inventaris onroerend erfgoed staat deze ast beschreven als volgt: “een drieplaat-ast, imposante verankerde baksteenbouw die in 1982 nog werd verhoogd. De drie oorspronkelijke bouwlagen zijn afgeboord met een tandlij”.

CONCEPT

Dit bouwkundig industrieel erfgoed is een overblijfsel uit een ver verleden, maar is door zijn uitzonderlijke volumetrie geeft hij de kans om een stedelijk concept, namelijk hoger en gebundeld wonen, toe te passen in een landelijke omgeving waar dergelijke ideeën nog niet aanvaard worden.

Het masterplan bestaat uit een analyse om een ideale mix te vinden van functies die op die plek en in dit volume kunnen gehuisvest worden. Daaruit valt het besluit om te gaan voor dens wonen met  mogelijke nevenfuncties zoals een praktijkruimte of een kleinschalige toeristische activiteit.

De specifieke volumetrie, hoog en smal, zorgt er voor dat er 4 gestapelde units kunnen gecreëerd worden volgens het doorzonprincipe. De unit op het maaiveldniveau krijgt een private tuin waarbij de muur van de recentere ( 1980 ) toevoeging wordt ontmanteld en ingezet als lage tuinmuur. Zo blijft er een reminiscentie naar de verschillende toevoegingen die doorheen de tijd gerealiseerd zijn.    

De andere units hebben een collectieve tuin en allen delen ze een plek voor berging en het plaatsen van voertuigen in de lage loods die in 1980 tegen de ast is aangebouwd.

Om de gesloten baksteenarchitectuur van deze oude functie te combineren met comfort en daglicht voor bewoning is er een uitgebreid onderzoek geweest naar het type en de hoeveelheid openingen die kunnen gemaakt worden om geen afbreuk te doen aan de originele uitdrukking van het gebouw.

VERSCHIJNINGSVORM

De materialisatie van het volume dat wordt toegevoegd grijpt terug naar de ziel van het gebouw : het drogen doorheen geperforeerde staalplaten. Deze geperforeerde staalplaten worden zorgvuldig als een enveloppe geplooid naar de nieuwe functie en zeer fijn tegenover de sterke baksteenarchitectuur geplaatst zodat de tandlij tussen beide opnieuw in ere wordt hersteld.

 Verleden en toekomst komen in dit project op een uitzonderlijke manier samen. De oude ast toont ons hoe mooi een hoog stedelijk concept kan inpassen in een landelijke omgeving en we weg moeten gaan van de versnippering van de vrije ruimte door verkaveling en laagbouw. Back to the future …

Vorige
Vorige

De Plantenschuur

Volgende
Volgende

De Polytoren